Docsity
Docsity

Prepare for your exams
Prepare for your exams

Study with the several resources on Docsity


Earn points to download
Earn points to download

Earn points by helping other students or get them with a premium plan


Guidelines and tips
Guidelines and tips

Social Studies Lecture Notes in Dutch, Lecture notes of Social Work

Summary of the information I got in my classes in the first period of school. It is in dutch.

Typology: Lecture notes

2019/2020

Uploaded on 02/13/2020

Alidaaannn
Alidaaannn 🇳🇱

1 document

1 / 10

Toggle sidebar

This page cannot be seen from the preview

Don't miss anything!

bg1
Politiek
Een proces van omzetting van verlangens, wensen en eisen vanuit de samenleving in
bindende besluiten
Doel: oplossen van maatschappelijke problemen
Paragraaf 12.1 Politieke cultuur
In NL bv Prinsjesdag: 3e dinsdag van september; opening nieuw politiek jaar
Prinsjesdag is een politieke institutie (concept)
Verschil tussen politieke institutie en politiek instituut: een instituut heeft een adres, een
institutie niet
Wie heeft de macht in NL?
NL is een indirecte democratie (volksmacht)
\ wij stemmen op volksvertegenwoordigers die als partijlid in de 1e en 2e kamer zitten
\ partijen met veel zetels vormen samen een regering (de coalitie)
\ in je eentje kun niet regeren
\ dit betekent compromissen sluiten en polderen
Partijen doen dit vaak vanuit een bepaalde ideologie.
Politieke cultuur
Het geheel van politieke relevante tradities, kennis, opvattingen en oordelen die kenmerkend zijn
voor de politiek in een land.
BV. De overlegcultuur (het polderen in NL)
De dominante (overheersende) cultuur bepaalt dit.
Cultuurdimensies van Hofstede werken ook in de politieke cultuur
Cultuurdimensies van Hofstede
Grote machtsafstand <> kleine machtsafstand
Individualistisch <> collectivistisch
Lage onzekerheidsvermijding <> hoge onzekerheidsvermijding
Lange termijn gerichtheid <> korte termijngerichtheid
Masculien <> feminien
Socialisatie
Door socialisatie maak je je cultuur eigen.
Socialisatie is het proces van leren samenleven.
Socialisatoren zijn de mensen die een cultuur overdragen.
Internaliseren: mensen automatiseren de normen en waarden van de cultuur waar ze bij horen
Bijzondere vormen van socialisatie
Enculturatie: iemand leert de cultuur waarin hij geboren wordt
Acculturatie: het aanleren en vernieuwen van een cultuur die nieuw is voor mensen. Een
andere cultuur dan waarin hij geboren wordt
Socialisatieprocessen verschillen per milieu
Het ene milieu heeft meer economisch/sociaal en cultureel kapitaal dan het andere.
Economisch kapitaal: financieel bezit of hoog inkomen
Maatschap
pijwetensc
happen
SE1 J6
pf3
pf4
pf5
pf8
pf9
pfa

Partial preview of the text

Download Social Studies Lecture Notes in Dutch and more Lecture notes Social Work in PDF only on Docsity!

Politiek

 Een proces van omzetting van verlangens, wensen en eisen vanuit de samenleving in bindende besluiten  Doel: oplossen van maatschappelijke problemen

Paragraaf 12.1 Politieke cultuur

 In NL bv Prinsjesdag: 3e^ dinsdag van september; opening nieuw politiek jaar  Prinsjesdag is een politieke institutie (concept)  Verschil tussen politieke institutie en politiek instituut: een instituut heeft een adres, een institutie niet Wie heeft de macht in NL?  NL is een indirecte democratie (volksmacht) \ wij stemmen op volksvertegenwoordigers die als partijlid in de 1e^ en 2e^ kamer zitten \ partijen met veel zetels vormen samen een regering (de coalitie) \ in je eentje kun niet regeren \ dit betekent compromissen sluiten en polderen Partijen doen dit vaak vanuit een bepaalde ideologie. Politieke cultuur Het geheel van politieke relevante tradities, kennis, opvattingen en oordelen die kenmerkend zijn voor de politiek in een land. BV. De overlegcultuur (het polderen in NL) De dominante (overheersende) cultuur bepaalt dit. Cultuurdimensies van Hofstede werken ook in de politieke cultuur Cultuurdimensies van Hofstede  Grote machtsafstand <> kleine machtsafstand  Individualistisch <> collectivistisch  Lage onzekerheidsvermijding <> hoge onzekerheidsvermijding  Lange termijn gerichtheid <> korte termijngerichtheid  Masculien <> feminien Socialisatie Door socialisatie maak je je cultuur eigen. Socialisatie is het proces van leren samenleven. Socialisatoren zijn de mensen die een cultuur overdragen. Internaliseren: mensen automatiseren de normen en waarden van de cultuur waar ze bij horen Bijzondere vormen van socialisatie  Enculturatie: iemand leert de cultuur waarin hij geboren wordt  Acculturatie: het aanleren en vernieuwen van een cultuur die nieuw is voor mensen. Een andere cultuur dan waarin hij geboren wordt Socialisatieprocessen verschillen per milieu Het ene milieu heeft meer economisch/sociaal en cultureel kapitaal dan het andere. Economisch kapitaal: financieel bezit of hoog inkomen

Maatschap

pijwetensc

happen

SE1 J

Sociaal kapitaal: netwerk/connecties die je hebt Cultureel kapitaal: culturele competenties > opvattingen, smaak, houding die bij bepaalde posities horen Functies van socialisatie (p15. Syllabus)  Continuering van de cultuur  Identificatie met de cultuurgroep  Identiteitsontwikkeling van het individu  Gedragsregulering Politieke socialisatie Het proces van overdracht en……… Vanuit de verschillende paradigma’s wordt hier verschillend naar gekeken  Functionalisme paradigma  Voorbestaan politieke cultuur wordt bestudeerd  Politieke socialisatie is het middel om het bestaande politieke systeem in stand te houden en de bijbehorende cultuur over te dragen  Conflict paradigma  Politieke socialisatie leidt tot voortduren van ongelijkheid in de samenleving  Conflictsociologen onderzoeken de rol van opvoeding en opleiding in het stand houden van de ongelijkheid  Op politiek niveau gaat het over de vorming van specifieke politieke opvattingen en de voorkeur voor bepaalde ideologieën  Sociaalconstructivisme paradigma  Er wordt vooral vanuit het individu geredeneerd  Een individu maakt (construeert) een beeld van de werkelijkheid  De omgeving (groep waarin je verkeert/ je ouders/ de media die je gebruikt) beïnvloed dit proces  In de syllabus wordt rationele actor paradigma niet genoemd Stabiliteit politiek systeem P48 syllabus  Politiek systeem draagt bij aan politieke socialisatie  Democratie, verkiezingen, coalities, polderen enz. volkomen normaal voor ons  Legitiem politiek systeem  Wij kunnen onze ideeën via de partij van onze voorkeur uiten in de politiek  Partij Wilders is legitiem; groepen in de samenleving steunen hem en zijn via hem vertegenwoordigd  Zolang iedere partij zich aan de democratische spelregels houdt en de rechtstaat accepteert is er niets aan de hand Democratie 6 vereisten:  Gekozen volksvertegenwoordigers die regering controleren  Vrije en eerlijke verkiezingen  Vrijheid van meningsuiting

 Sommige partijen zijn moeilijk in een hokje te plaatsen Paragraaf 12.3 Het politieke systeem De politiek bepaalt hoe in de samenleving omgegaan wordt met waarden en belangen:

- Hoe veel vrijheid/privacy is er? - Wat straf je wel en wat niet? - Wiens belang is het belangrijkst? Heel veel actoren (groepen) zijn hier bij betrokken - Politici/partijen - Ambtenaren - Adviesorgaan enz. > Raad van Staten Scheiding machten Wetgevende macht>Uitvoerende macht>Rechtsprekende macht>Ambtenaren>Massamedia/pressiegroepen 1 e^ macht 2 e^ macht 3 e^ macht (4e^ macht) (5e^ macht)  Externe adviseurs (6e^ macht) Doel: machtenscheiding voorkomt te veel macht in handen van 1 persoon (de koning) Personen die veel macht hebben  De regering/Het kabinet Zij maakt 95% van de wetten (wetgevende macht) en voert de wetten uit (uitvoerende macht) Via recht van initiatief kan de 2e^ kamer zelf ook met wetsvoorstellen komen  Politieke partijen Politici vertegenwoordigen de politieke partij waarvan ze lid zijn. Standpunt van politicus valt vaak samen met standpunt partij (partijdiscipline) Stemmen over wetten Functie politieke partijen  Rekrutering en selectie  Articulatie; inventariseren van eisen en verlangens van de achterban en op politieke agenda plaatsen  Participatie; interesseren van mensen voor de politiek  Aggregatie; afwegen van wensen, eisen en belangen  Communicatie; brug zijn tussen overheid en burger Bovenstaande functies waren belangrijk ttv de verzuiling; met name als spreekbuis Ontzuiling en individualisering leiden tot veel zwevende kiezers; niet meer gebonden aan bepaalde partij Partijen hebben concurrentie gekregen van de media en pressiegroepen; beiden belangrijk door hun invloed op wat er op de politieke agenda komt Politieke socialisatie voor een deel nu een taak van het onderwijs Pressiegroepen (5e^ macht) Groep die het overheidsbeleid probeert te beïnvloeden zonder kandidaten te stellen  Politieke partij: stelt voor verkiezingen gericht op belangen gehele samenleving + gericht op belangen gehele samenleving  Pressiegroep: neemt niet deel aan verkiezingen + gericht op 1 specifiek terrein Massamedia

 5 e^ macht veel invloed Rol van media laatste jaren sterk verandert:

- Media niet meer gebonden aan bepaalde zuil - Berichtgeving over politici veel persoonlijker geworden; niet alleen zijn politieke leven maar ook zijn privéleven - Veel meer mediahypes; bericht soms kortduren, maar heftig in nieuws en verdwijnt weer snel - Bovenstaande veel invloed op de vraag of iets op de politieke agenda komt Ook de politici zijn verandert; veel meer zelf zender geworden via twitter en Instagram. Voordeel voor politicus dat hij zonder het filter van de journalist zijn eigen verhaal kan vertellen. Framen: hoe benoem je een probleem bv. De SP noemt de hypotheekrenteaftrek villasubsidie Priming: Een onderwerp claimen; SP is voor nationalisering van de gezondheidszorg > VVD die de positie van de middenstand claimt Paragraaf 12.2 Besluitvormingsmodellen Hoe komen politieke besluiten tot stand? 3 modellen: - Systeemmodel: p91 syllabus, p27 boek - Barrièremodel - Stromenmodel 1. Systeemmodel

  1. Invoerfase – invoer kan gaan over eisen van nieuwe beleidsmaatregelen of veranderingen van politiek systeem (bv minder achterkamertjes) Eisen via: - Massamedia - Demonstraties/stakingen/lobbyen - Partij en verkiezingsprogramma’s In de invoerfase kan ook sprake zijn van actieve of passieve steun: - Actief: stemgedrag, lidmaatschap, inbreng, discussie - Passief: geen behoefte aan demonstreren of actievoeren; men accepteert stilzwijgend regels en besluiten De poortwachters bepalen of het probleem naar binnen mag> bv media
  2. Omzettingsfase Omzetting/conversie in drie fasen: - A: politieke agendavorming - B: beleidsvoorbereiding - C: beleidsbepalding a. Politieke agenda vorming  In deze fase wordt bepaald of de politiek een groot probleem gaat aanpakken Wat zijn criteria: - Is er veel steun in de samenleving om het probleem aan te pakken - Hoe ernstig is het? - Is een oplossing haalbaar/ - Willen belangrijke actoren nadenken over het probleem - Is er plek op de politieke agenda? b. Beleidsvoorbereiding  Het verzamelen van informatie  Analyseren van informatie

Wie zijn bij elke barrière de betrokkenen:  Barrière 1: het herkennen van problemen: particulieren, pressiegroepen, politieke partijen en massamedia  Barrière 2: afwegen: politieke partijen, parlement, regering en massamedia  Barrière 3: besluitvorming: parlement en regering  Barrière 4: uitvoering

3. Stromenmodel Uitganspunt: bij eerste 2 modellen is dat er sprake is van enige logica bij de beleidsbeslissers. Het stromenmodel gaat meer uit van toeval Er is sprake van 3 stromen: - Een problemenstroom - Een oplossingsstroom - Een partijenstroom (de actoren) Er is sprake van 3 onafhankelijke stromen en als die elkaar treffen (toeval/window of opportunity) dan wordt het probleem aangepakt Paragraaf 12.5 Overheidsbeleid: policy Beleid is het streven naar het bereiken van:  Bepaalde doelen; hangen vaak samen met ideologieën van de regeringspartijen  Met bepaalde middelen: bv via wetten  Op bepaalde tijdstippen: wanneer een wet of maatregel van kracht gaat De regering bestaat in NL uit 2 of meer partijen. Het regeerakkoord is een compromis. Relaties  Causale relatie: variabele a leidt tot b  Correlatie: samenhang Bij beleid wordt gesproken over finale relaties; de relaties tussen (eind)doel en middel Finaliteit en finale relaties  Bij finaliteit en finale relaties gaat het over de relatie tussen doel en middel  Dit is het tegenovergestelde van causaliteit en causale relatie  Causaliteit: de verbanden tussen de oorzaken voor een maatschappelijk probleem  De causale relaties kun je weergeven in een causaal model Schema causaal model - Toename welvaart \ individualisering \ mensen maken eigen keuzes \ toename consumptie \ meer milieuvervuiling Aanpak (beleid) overheid - Aanpak milieuproblemen - De overheid stelt doelen - De overheid bepaalt de middelen

- Dit leidt tot nieuwe ontwikkelingen Maakbaarheid samenleving - Ja en nee - Door onderwijsbeleid (invoering leerplicht/lage kosten voor ouders) is in Nederland voor vrijwel iedereen elke vorm van onderwijs haalbaar - Door onderwijs veel sociale mobiliteit (stijgen op de maatschappelijke ladder) - Beleid kan ook ongewenste effecten hebben - Winning gas en alle Nederlanders aan het gas was heel positief - Niemand had echter rekening gehouden met de aarbevingen Onderzoek vaardigheden Syllabus p11&12 boek p133& In de syllabus worden 4 fasen onderscheiden in een onderzoeksopzet:

  1. Onderzoeksvraag/hypothese opstellen en operationaliseren
  2. Onderzoeksmethode kiezen/onderscheiden
  3. Gegevens verzamelen & selecteren
  4. Onderzoekgegevens analyseren De kandidaat kan ook kritisch naar ander onderzoek kijken.  Fase 1: onderzoeksvraag & hypothese formuleren - In de wetenschap onderscheid tussen onderzoeksvraag & bijpassende hypothese \ onderzoeksvraag: wat wil je weten? \ hypothese: toetsbare vooronderstelling over de werkelijkheid  Fase 1.2: onderzoek opzetten - Probleemopstelling uitwerken in: \ variabelen (gegevens die kunnen variëren) Bv. Armoede, inkomen, aantal auto’s - Variabelen kun je operationaliseren (meetbaar maken van variabele) Omzetten van abstract begrip in waarneembaar (indicatoren) verschijnsel, zodat het te meten is Op die manier is het controleerbaar en dus wetenschappelijk (valide) 3 soorten variabelen: - Onafhankelijke variabele: vaste kenmerken zoals leeftijd, opleidingsniveau (oorzaak variabele) - Afhankelijke variabele: hangen af van de onafhankelijke; Bv. Oudere mensen zijn vaker zien (gevolg variabelen) - Interveniërende variabele: deze zit tussen de onafhankelijke en afhankelijke variabele Interveniërende variabele Soms is er tussen de onafhankelijke en afhankelijke variabele, nog een variabele, een tussenstap: Interveniërende variabele Geslacht > maandelijks inkomen Geslacht > mate van part time werk > maandelijks inkomen Interveniërend  Fase 2: onderzoeksmethode kiezen - Enquête: vragenlijst aan enkele duizenden respondenten: Eisen: -a- select: dwarsdoorsnede onderzoekspopulatie - Interview gesprekken met geselecteerd aantal kandidaten

- De manier waarop de politiek in een samenleving georganiseerd is met de bijbehorende instellingen & instituties (structuur) (polity) - Beleid hoe de samenleving er uit zou moeten zien en welke middelen hiervoor nodig zijn (policy)